Prooimion

35.1

'Οἱ μὲν πολλοὶ τῶν ἐνθάδε ἤδη εἰρηκότων ἐπαινοῦσι τὸν προσθέντα τῷ νόμῳ τὸν λόγον τόνδε, ὡς καλὸν ἐπὶ τοῖς ἐκ τῶν πολέμων θαπτομένοις ἀγορεύεσθαι αὐτόν. ἐμοὶ δὲ ἀρκοῦν ἂν ἐδόκει εἶναι ἀνδρῶν ἀγαθῶν ἔργῳ γενομένων ἔργῳ καὶ δηλοῦσθαι τὰς τιμάς, οἷα καὶ νῦν περὶ τὸν τάφον τόνδε δημοσίᾳ παρασκευασθέντα ὁρᾶτε, καὶ μὴ ἐν ἑνὶ ἀνδρὶ πολλῶν ἀρετὰς κινδυνεύεσθαι εὖ τε καὶ χεῖρον εἰπόντι πιστευθῆναι.

Vertaling

“In het algemeen wijden de mensen die op deze plek spreken lovende woorden aan de man die de lijkrede aan de traditie toevoegde; het is iets moois, vinden ze, dat de gevallenen in de oorlog bij hun begrafenis worden toegesproken. Ik daarentegen zou denken dat het voldoende was om mensen die hun dapperheid door daden hebben bewezen, ook door daden eer te bewijzen: door eerbewijzen zoals u ze nu ziet rondom dit graf, betaald uit de staatskas. Het zou niet moeten afhangen van het goede dan wel minder goede spreken van één man of men overtuigd raakt van de dapperheid van een hele groep.

ὁ λόγος hier: de lofrede
δημοσίᾳ van staatswege, op staatskosten
κινδυνεύομαι ἐν afhangen van (+ dat.)

 

  • τῶν εἰρηκότων, τὸν προσθέντα, τοῖς θαπτομένοις: gesubstantiveerde participia ('degene(n), die...')
  • ὡς καλὸν (ὄν): καλὸν (ὄν) is een accusativus absolutus ('omdat het iets moois is'); ὡς maakt het participium (ὄν) subjectief causaal ('omdat het, volgens hen, iets moois is')
  • ἀρκοῦν: onzijdig participium: 'voldoende zijnde' > voldoende
  • ἐμοὶ ἂν ἐδόκει: potentialis van het verleden ('ik zou hebben gedacht')
  • ἀνδρῶν (ἀγαθῶν ἔργῳ γενομένων): genitivus afhankelijk van τὰς τιμάς
  • καὶ δηλοῦσθαι τὰς τιμάς: 'dat ook (καὶ) het eerbewijs duidelijk wordt gemaakt'; AcI afhankelijk van ἀρκοῦν ἂν ἐδόκει εἶναι
  • καὶ μὴ ἐν ἑνὶ ἀνδρὶ πολλῶν ἀρετὰς κινδυνεύεσθαι: 'en dat niet de dapperheid van velen van één man afhing

de mensen die op deze plek spreken
Pericles refereert hier aan de traditie van lijkredes. Zo'n verwijzing naar de traditie vind je vaker aan het begin van een lijkrede. Bijzonder is dat Pericles zich niet wil meten met de traditie, maar de traditie ter discussie stelt. Pericles wekt misschien de indruk hier voor het eerst een lijkrede uit te spreken, maar dat is niet het geval: al eerder, in 439, hield hij een lijkrede bij de gevallenen in de strafexpeditie tegen Samos.

de man die de lijkrede aan de traditie toevoegde
Het is niet bekend wie deze man was, noch wanneer de lijkrede voor het eerst is gehouden; wel dat het een specifiek Atheense gewoonte was om een lijkrede te houden.

mensen die hun dapperheid door daden hebben bewezen
De woordkeuze door daden is hier een eufemisme voor het sneuvelen in de strijd.

door daden eer te bewijzen
De implicatie is hier: 'en niet door woorden'. Pericles introduceert hiermee een tegenstelling tussen woord en daad,  die nog vele malen terugkomt in de rede.

het goede dan wel minder goede spreken van één man
In andere lijkredes (Lysias, Demosthenes) wordt de gedachte uitgesproken dat het onmogelijk is om een goede lijkrede te houden omdat woorden geen recht kunnen doen aan de daden van de gevallenen. Pericles daarentegen suggereert hier dat dat wel mogelijk is, maar dat het afhangt van de kwaliteit van de spreker. Het kan mis kan gaan en er staat veel op het spel.