Epainos-II

37.3

ἀνεπαχθῶς δὲ τὰ ἴδια προσομιλοῦντες τὰ δημόσια διὰ δέος μάλιστα οὐ παρανομοῦμεν, τῶν τε αἰεὶ ἐν ἀρχῇ ὄντων ἀκροάσει καὶ τῶν νόμων, καὶ μάλιστα αὐτῶν ὅσοι τε ἐπ' ὠφελίᾳ τῶν ἀδικουμένων κεῖνται καὶ ὅσοι ἄγραφοι ὄντες αἰσχύνην ὁμολογουμένην φέρουσιν.

Vertaling

Maar terwijl we onze eigen levens leiden zonder aanstoot te nemen aan elkaar, passen we in het publieke domein heel goed op om overtredingen te begaan, en geven we gehoor aan degene die op dat moment in functie is, en aan de wetten; allereerst die wetten die ingesteld zijn om mensen te beschermen die onrecht ondergaan, en de wetten die, zonder dat ze zijn opgeschreven, een onbetwiste schaamte brengen als ze worden overtreden.

ἀνεπαχθῶς
τὰ ἴδια
προσομιλέω
τὰ δημόσια
παρανομέω
οἱ ἐν ἀρχῇ ὄντες
ἡ ἀκρόασις, -εως
ἡ ὠφελία
ἄγραφος
ἡ αἰσχύνη

 

zonder onderlinge aanstoot
'in de privé-sfeer'
met elkaar omgaan
'in het openbare leven'
de wet overtreden
de magistraten, degenen die de openbare ambten bekleden
gehoorzaamheid
nut, belang
ongeschreven
schaamte; schande

  • ἀνεπαχθῶς: bijwoord bij het participium προσομιλοῦντες 
  • τὰ ἴδια, τὰ δημόσια: accusativus van betrekking 
  • διὰ δέος μάλιστα οὐ παρανομοῦμεν: letterlijk 'uit angst begaan we helemaal geen overtreding'
  • τῶν αἰεὶ ἐν ἀρχῇ ὄντων: gesubstantiveerd participium; letterlijk 'de op dat moment (αἰεὶ = telkens) aan de macht zijnden' > de magistraten
  • ὅσοι: 'zovelen als' > 'alle, die' (beperkend)
  • ἐπ' ὠφελίᾳ: 'tot hulp van' > als hulp voor
  • τῶν ἀδικουμένων: gesubstantiveerd participium, passief: 'degenen die onrecht aangedaan wordt'
  • κεῖνται: het werkwoord κεῖμαι (= 'liggen') doet ook dienst als perfectum passief van τίθημι: 'opgesteld zijn'
  • ἄγραφοι: naamwoordelijk deel van het gezegde bij ὄντες, congrueert met ὅσοι (τῶν νόμων)
  • ὁμολογουμένην: participium coniunctum, praesens passief, bij αἰσχύνην = 'waar men het over eens is' > onbetwist

 

 

degene die op dat moment in functie is 
In de directe democratie kon iedere burger bij loting aangewezen worden om een maand lang een politieke functie (archè) te bekleden in de stadstaat. Dit wisselsysteem kon alleen slagen wanneer alle burgers het gezag erkenden van de (elke maand opnieuw wisselende) functionarissen. Eenzelfde rouleersysteem gold voor de juryleden van rechtbanken; ook die moesten op draagvlak onder de burgers kunnen rekenen.

een onbetwiste schaamte
Pericles verdedigt hier de democratie tegen het aristocratische verwijt dat het tolerante Athene een bandeloze samenleving was (zoals tot uiting werd gebracht in het gezegde en Athenais panta kala: 'In Athene mag alles'). Schaamte (of angst voor schande, een kernwaarde van de aristocratische cultuur) is, zo suggereert Pericles, in Athene bij alle burgers de norm. De burger legde zich volgens Pericles binnen het laissez faire van de Atheense permissive society zelf de nodige beperkingen op.