Epainos-III

40.4

καὶ τὰ ἐς ἀρετὴν ἐνηντιώμεθα τοῖς πολλοῖς· οὐ γὰρ πάσχοντες εὖ, ἀλλὰ δρῶντες κτώμεθα τοὺς φίλους. βεβαιότερος δὲ ὁ δράσας τὴν χάριν ὥστε ὀφειλομένην δι' εὐνοίας ᾧ δέδωκε σῴζειν· ὁ δὲ ἀντοφείλων ἀμβλύτερος, εἰδὼς οὐκ ἐς χάριν, ἀλλ' ἐς ὀφείλημα τὴν ἀρετὴν ἀποδώσων. 

Vertaling

Ook als het om ethiek gaat staan we recht tegenover de meeste mensen. Wij verwerven onze vrienden namelijk niet door gunsten te ontvangen, maar door ze anderen te bewijzen. Wie een gunst heeft bewezen is een zekerder vriend: hij zal de ontvanger vriendelijk blijven behandelen om zo de herinnering aan zijn gunst levend te houden, want daardoor is de ander hem dank verschuldigd; wie bij een ander in het krijt staat is zwakker, omdat hij weet dat zijn goede daad niet wordt gezien als een gunst, maar als de inlossing van een schuld. 

ἐναντιόομαι + dat.
σῴζω
ἀντοφείλω
ἀμβλύς
τὸ ὀφείλημα

staan tegenover
hier behouden, levend houden
een wederdienst schuldig zijn
stomp > zwak
schuld

  • ἐνηντιώμεθα: perfectum met intensieve betekenis
  • ὁ δράσας: vul aan εὖ (τὴν χάριν is het object van σῴζειν)
  • σῴζειν: de infinitivus hangt af van het bijvoeglijk naamwoord βεβαιότερος, of van ὥστε (zie onder)
  • ὥστε: hier mogelijk gebruikt in de betekenis van ἅτε, maakt het participium ὀφειλομένην causaal; een andere mogelijke constructie is βεβαιότερος ὥστε σῴζειν (= βεβαιότερος σῴζειν)
  • δι' εὐνοίας, ᾧ δέδωκε: lees δι' εὐνοίας τούτου, ᾧ δέδωκε
  • τὴν ἀρετήν: abstractum pro concreto: 'goedheid' > goede daad
  • εἰδὼς ἀποδώσων ‘wetend dat hij zal teruggeven’: werkwoorden van zintuigelijke waarneming (‘zien’ etc.) en geestelijke waarneming (‘inzien’ etc.) krijgen een AcP/NcP in plaats van een AcI/NcI.

als het om ethiek gaat
Pericles verwoordt hier een hooggestemd ideaal van voortreffelijkheid, als hij zegt dat iedere Atheense burger ernaar streeft om geen gunsten van een ander te ontvangen en wel gunsten te bewijzen. Tegelijkertijd maakt hij duidelijk dat je met een vriendendienst je naaste kunt onderwerpen.
Misschien heeft Pericles hier ook de weldaden in gedachten van de stad Athene jegens haar bondgenoten, weldaden die een blijk zijn van haar uitzonderlijke edelmoedigheid (arete). Pericles stelt dan de afhankelijkheidspositie van bondgenoten ten opzichte van Athene voor als het resultaat van vriendendiensten. Later, wanneer het voortbestaan van de oorlog ter discussie staat, zal hij de verhouding van Athene tot haar bondgenoten als tyranniek voorstellen.