Over de vraag hoe getrouw Thucydides de redevoeringen van Pericles heeft weergegeven laten we hier alleen Thucydides zelf aan het woord.

"Wat betreft de inhoud van de redevoeringen van de verschillende personages, die ze vlak voor de oorlog uitbrak of tijdens haar verloop uitspraken:  ikzelf kan die onmogelijk woordelijk uit mijn geheugen opdiepen, voor zover ik ze met eigen oren heb gehoord, en dat geldt ook voor mijn zegslieden die er op verschillende andere locaties getuige van waren. Ze zijn hier weergegeven in de vorm waarin de personages ze naar mijn idee zo ongeveer moeten hebben uitgesproken over de onderwerpen die in de loop van mijn verhaal aan bod komen, waarbij ik steeds zo dicht mogelijk probeer te blijven bij de strekking van de woorden zoals die werkelijk werden uitgesproken." (1.20)

Hieronder volgt een toelichting op het genre van lijkredes; voor de praktijk van lijkredes in de ogen van Socrates verwijzen we naar de inleiding van Plato's Menexenus.

1. Geschiedenis van de lijkrede

Het gebruik om de eerste gevallenen een begrafenis op staatskosten te geven is waarschijnlijk ontstaan in 465, maar deze datum is omstreden, vooral omdat Thucydides zelf de indruk wekt dat de traditie ouder is.

Is het jaartal juist, dan moet enige tijd na 465 de eerste lijkrede zijn gehouden; dit gebruik immers, lezen we bij Thucydides, werd pas later aan de ceremonie toegevoegd.

Het vroegst bekende geval dat een lijkrede werd uitgesproken is in 439. Ook toen was het Pericles die door de Atheners was aangewezen om te spreken. Er zijn van deze rede enkele fragmenten bewaard gebleven. Pericles sprak de rede uit bij de begrafenis van de Atheners die waren gevallen in de strafexpeditie van Athene tegen de opstandige bondgenoot Samos.

Naast Thucydides'  weergave van Pericles' rede uit 431-30 zijn er vier lijkredes (en één fragment) uit het antieke Athene overgeleverd. Al deze redevoeringen zijn gehouden na die van Pericles, de laatste in 322.

Andere stadstaten hielden geen publieke lijkredes; het gebruik bestond alleen in Athene, de stad was er beroemd om.

2. Doel, vorm en topiek van de lijkrede

In Plato's dialoog Menexenus, een dialoog die de lijkrede als onderwerp heeft, en die zelf ook een model-lijkrede bevat, verwoordt Socrates het algemene doel van een lijkrede als volgt:

[De] woorden moeten zo gekozen zijn dat de spreker de gestorvenen op waardige wijze prijst en de levenden vriendelijk vermaant en ook dat zij kinderen en broeders aansporen tot navolging van de deugden der gestorvenen. Ook moeten zij een troost zijn voor vaders en moeders en andere familieleden die nog leven.

(Men. 236e vert Ars Floreat)

Dit doel komt bij alle vijf de overgeleverde lijkredes in de vorm tot uitdrukking. Deze is telkens: inleiding - lofprijzing - bemoediging - slotwoord.

Ook binnen deze rededelen vinden we een aantal terugkerende gedachten. Zulke telkens opnieuw geformuleerde gedachten noemen we topen.

Topen uit de inleiding zijn: het (Atheense) gebruik om de doden toe te spreken is goed; de spreker heeft een zware taak; de dapperheid van de gevallenen is uitzonderlijk.

De lofprijzing gaat telkens uit van de topen voorouders, het vaderland en de daden van de gevallenen. Maar daarnaast zijn lofprijzingen verspreid over de hele redevoering, en deze zijn weer grofweg te verdelen in drie categoriën: lof op de diensten van Athene aan anderen, lof op de dapperheid van de gevallenen, lof op de algehele superioriteit van Athene boven de andere Grieken.

De bemoediging kent de volgende topen: de gevallenen zijn gelukkig door dit roemvolle einde; de familie is gelukkig om zulke beroemde verwanten te hebben; de nabestaanden moeten het voorbeeld dat de gevallenen hebben gesteld navolgen.

In het slotwoord spreekt de redenaar een laatste troostwoord, verklaart hij de rede voor beëindigd, of verklaart hij dat hij het gebruik is nagekomen.

3. Pericles/Thucydides en de traditie

In de lijkrede van Pericles vinden we allerlei afwijkingen van het hierboven geschetste stramien. Deze afwijkingen worden in het commentaar genoteerd en besproken. Maar belangrijk is om vast te stellen dat de redevoering zich vaak juist wèl houdt aan het stramien. Zo zijn bijvoorbeeld de bemoediging en het slotwoord van Pericles’ lijkrede grotendeels conventioneel.

Bovendien verwoordt Thucydides/Pericles in zijn rede voortdurend een bewustzijn van het stramien (bijv. 42.1 ‘ik heb zo lang over de stad gesproken om...’ 45.2 ‘als ik ook iets over de vrouwelijke deugd moet zeggen’). 

Literatuur
John E. Ziolkowski, Thucydides and the tradition of Funeral speeches at Athens, NY 1981