Epainos-III

42.4b

τὴν δὲ τῶν ἐναντίων τιμωρίαν ποθεινοτέραν αὐτῶν λαβόντες καὶ κινδύνων ἅμα τόνδε κάλλιστον νομίσαντες ἐβουλήθησαν μετ' αὐτοῦ τοὺς μὲν τιμωρεῖσθαι, τῶν δὲ ἐφίεσθαι, ἐλπίδι μὲν τὸ ἀφανὲς τοῦ κατορθώσειν ἐπιτρέψαντες, ἔργῳ δὲ περὶ τοῦ ἤδη ὁρωμένου σφίσιν αὐτοῖς ἀξιοῦντες πεποιθέναι,

Vertaling

Begeerlijker vonden ze de wraak op de vijand, en het gevaar beschouwden ze tegelijkertijd als het mooiste van alle gevaren die ze konden lopen, en dus verkozen ze om zich onder dit gevaar te wreken, en intussen naar de rest te blijven streven. Voor zover er nog geen zicht was of dit doel werd bereikt hielden ze goede moed, maar bij concreet gevaar dat wel te zien was waren ze vastbesloten om op zichzelf te vertrouwen. 

ἡ τιμωρία
ποθεινός
τιμωρέομαι
ἐφίεμαι + gen.
ἀφανής
κατορθόω

 

straf, bestraffing, wraak
begeerlijk
bestraffen, wreken
streven naar
onzichtbaar; onzeker
rechtzetten; succes hebben

 

  • αὐτῶν: genitivus comparationis bij ποθεινοτέραν: 'begeerlijker dan dit'; slaat terug op het verwerven of genieten van rijkdom, genoemd in de vorige zin (42.4a).
  • λαβόντες = ὑπολαβόντες (ὑπολαμβάνω = opvatten als, beschouwen als)
  • αὐτοῦ: nl τοῦ κινδύνου
  • τοὺς μὲν τιμωρεῖσθαι, .... πεποιθέναι: de zin is op te vatten als een chiasme: τοὺς μὲν τιμωρεῖσθαι (A), τῶν δὲ ἐφίεσθαι (B), ἐλπίδι μὲν τὸ ἀφανὲς τοῦ κατορθώσειν ἐπιτρέψαντες (b), ἔργῳ δὲ περὶ τοῦ ἤδη ὁρωμένου σφίσιν αὐτοῖς ἀξιοῦντες πεποιθέναι (a); straf (A) en zelfvertrouwen (a), welvaart (B) en goede moed (b)
  • τῶν δὲ ἐφίεσθαι: τῶν δὲ doelt op de welvaart genoemd in de vorige zin (42.4a); ἐφίεσθαι (infinitivus praesens) 'blijven streven naar'
  • ἐλπίδι μὲν τὸ ἀφανὲς τοῦ κατορθώσειν ἐπιτρέψαντες: ze 'vertrouwden de onzekerheid van succes te zullen hebben toe aan hun hoop'; τὸ ἀφανὲς τοῦ κατορθώσειν is object van ἐπιτρέψαντες, ἐλπίδι is indirect object
  • ἔργῳ: 'in de praktijk' (hier vertaald met het bijvoeglijk naamwoord 'concreet'); staat inhoudelijk tegenover ἐλπίδι (maar de dativi zijn verschillend gebruikt) 
  • περὶ τοῦ ἤδη ὁρωμένου: (vul aan κινδύνου) 'wat betreft het nu in het zicht komende gevaar' staat tegenover het (ongewisse) succes in de toekomst (τὸ κατορθώσειν: inf. futurum)

het gevaar
Eufemistisch voor het sneuvelen in de strijd.

wraak
Het moment van de heldendood wordt voorgesteld als een wraakexercitie voor aangedaan onrecht. Dit is vermoedelijk het binnenvallen van Attica door de Peloponnesische legermacht, maar het is opvallend hoezeer elke verwijzing naar de concrete oorlogssituatie ontbreekt, hier en elders in de lijkrede.

de rest
Bedoeld is de net genoemde welvaart waar alle burgers naar streven. Pericles suggereert dat de oorlogshandelingen die het collectief onderneemt en ieders persoonlijke streven naar welvaart samen kunnen gaan.

vastbesloten om op zichzelf te vertrouwen
Ze wisten dat het hun niet ontbrak aan de moed om te sterven.