Epainos-III

41.5

περὶ τοιαύτης οὖν πόλεως οἵδε τε γενναίως δικαιοῦντες μὴ ἀφαιρεθῆναι αὐτὴν μαχόμενοι ἐτελεύτησαν, καὶ τῶν λειπομένων πάντα τινὰ εἰκὸς ἐθέλειν ὑπὲρ αὐτῆς κάμνειν.

Vertaling

Om zo'n stad hebben zij hier gevochten, omdat ze in hun edelmoedigheid vonden dat die hun niet afgepakt mocht worden, en ze zijn ervoor gesneuveld. Het spreekt vanzelf dat elk van de overlevenden ook bereid is die inspanning te leveren om haar te verdedigen.

δικαιόω

rechtvaardig achten

  • περὶ τοιαύτης πόλεως: bepaling bij μαχόμενοι
  • ἀφαιρεθῆναι: dynamische infinitivus
  • αὐτὴν: nl. τὴν πόλιν
  • εἰκὸς: vul aan ἐστὶν
  • ὑπὲρ αὐτῆς κάμνειν: lett. 'zich voor haar af te matten'

Om zo’n stad 
Pericles komt hier tot een afronding van zijn lof op de Atheense staat, die in 36.4 begon. Achtereenvolgens heeft hij (in par. 37-38) de staatsvorm geprezen, de hoge publieke moraal en tolerantie van de Atheense burgers, en hun collectieve momenten van ontspanning; dan (in 39) de ongedwongen verhouding van de Atheners tot het militaire leven; dan (in 40) hun cultuur, hun beschouwelijke en praktische grondhouding en hun opvatting van vriendschap; en tenslotte (in 41) de grootsheid en voorbeeldigheid van Athenes imperium. Aan het einde van deze lofrede op de stad keert Pericles terug naar het uitgangspunt: de gesneuvelden. 

de overlevenden
Pericles loopt met deze vermelding vooruit op de tweede helft van zijn rede: de overlevenden moeten bereid zijn om hetzelfde offer te brengen voor het ideaalbeeld van Athene.