Epainos-II
37.1a'Χρώμεθα γὰρ πολιτείᾳ οὐ ζηλούσῃ τοὺς τῶν πέλας νόμους, παράδειγμα δὲ μᾶλλον αὐτοὶ ὄντες τινὶ ἢ μιμούμενοι ἑτέρους. καὶ ὄνομα μὲν διὰ τὸ μὴ ἐς ὀλίγους ἀλλ' ἐς πλείονας οἰκεῖν δημοκρατία κέκληται·
Vertaling
Wij werken namelijk met een politiek systeem dat niet kijkt naar de wetten van de buren, en zijn eerder zelf een voorbeeld voor de anderen dan dat we ze imiteren. En het mag dan inderdaad wat de naam betreft een democratie heten, immers, het bestuur valt niet toe aan een kleine groep, maar aan een meerderheid;
ζηλόω
|
jaloers zijn op, proberen te imiteren |
- τῶν πέλας: gesubstantiveerd adverbium (bijwoord) = 'de buren' > 'buurstaten'; in de rest van de zin opgepakt door τινὶ en ἑτέρους.
- δὲ: er volgt geen nieuwe persoonsvorm, δὲ verbindt hier de gedachten uitgedrukt in de participiumconstructies "οὐ ζηλούσῃ..." en "παράδειγμα...ὄντες"
- ὄνομα μὲν: 'qua náám misschien...' (ὄνομα: accusativus van betrekking); μὲν kondigt, nog voordat het woord democratie is gevallen, aan dat er een correctie gaat volgen.
- διὰ τὸ οἰκεῖν: gesubstantiveerde infinitivus = door het regeren, door het besturen
een politiek systeem
Elke Griekse stadstaat (polis) had in principe een eigen staatsvorm (politeia); aan dit systeem heeft het Nederlands de term ‘politiek’ ontleend. Athenes machtige rivaal Sparta had een oligarchie, en de derde macht Korinthe ook.
een voorbeeld voor de anderen
Bij deze bewering van Pericles moeten we vermoedelijk vooral denken aan de bondgenoten van Athene, die de staatsvorm kregen opgedrongen. Het voorbeeld van Athenes directe democratie was in elk geval gevolgd door Argos, dat een democratie vestigde in de jaren 470-460, toen het een bondgenoot werd van Athene.
kijkt naar de wetten van de buren
Een sneer naar Sparta, dat zijn wetten van Kreta had overgenomen (Hdt. 1.65).
het mag dan inderdaad wat de naam betreft een democratie heten
Pericles lijkt zich hier bewust te tonen van de negatieve klank die het woord 'democratie' in aristocratische kringen heeft. In het vervolg gaat hij in op een specifiek punt van kritiek op de democratie, namelijk op de toewijzing van ambten door middel van loting.
Vaker dan met demokratia, volksheerschappij, werd Athenes staatsvorm aangeduid met de term isonomia, 'wettelijke gelijkheid', (zie Hdt. 3.80.6) en daarnaast ook met isegoria, 'gelijk recht van spreken' (Hdt. 5.78).
Kritiek van tijdgenoten op de democratie was er veel en is onder meer te vinden bij Herodotus (3.81) en in het schotschrift van de 'Oude Oligarch', pseudo-Xenophon (passim).
het bestuur valt niet toe aan een kleine groep, maar aan een meerderheid
Bedoelt Pericles dat de Atheense democratie het belang van de meerderheid nastreeft? Dat de meerderheid er de macht heeft? Of dat de openbare functies voor een grotere groep toegankelijk zijn? Mogelijk laat Pericles opzettelijk in het midden wat hij precies bedoelt.