(11) De Atheners zijn als enigen van de Grieken en de barbaren in staat om rijkdom te behouden. Als een stad bijvoorbeeld rijk is aan hout voor de scheepsbouw, hoe kan het dat afzetten als het de heerser over de zee niet aan zijn kant heeft? Wat als een stad rijk is aan ijzer, brons of vlas, hoe kan het dat afzetten, als het de heerser over de zee niet aan zijn kant heeft? Dat is precies het materiaal waaruit mijn schepen bestaan; bij de een komt hout vandaan, bij de ander ijzer, bij weer een ander brons en bij nog een ander vlas en bij een een vijfde was. (12) Bovendien zullen ze het niet toelaten dat er export plaatsvindt naar wie onze vijanden zijn of ze moeten het niet over zee vervoeren. Zonder er iets voor te doen heb ik al deze materialen van het land via de zee, terwijl er geen andere stad is die twee daarvan zelf heeft. Dezelfde stad heeft nooit hout en vlas. Waar vlas ruim voorradig is zijn gladde rotsen en daar groeien geen bomen. Brons en ijzer komen ook niet uit dezelfde stad en ook de andere materialen komen nooit met twee of drie tegelijk voor in een stad. Het een is hier, het ander daar te vinden.

Τὸν δὲ πλοῦτον μόνοι οἷοί τ' εἰσὶν ἔχειν τῶν Ἑλλήνων καὶ τῶν βαρβάρων. εἰ γάρ τις πόλις πλουτεῖ ξύλοις ναυπηγησίμοις, ποῖ διαθήσεται, ἐὰν μὴ πείσῃ τὸν ἄρχοντα τῆς θαλάττης; τί δ' εἴ τις σιδήρῳ ἢ χαλκῷ ἢ λίνῳ πλουτεῖ πόλις; ποῖ διαθήσεται, ἐὰν μὴ πείσῃ τὸν ἄρχοντα τῆς θαλάττης; ἐξ αὐτῶν μέντοι τούτων καὶ δὴ νῆές μοί εἰσι, παρὰ μὲν τοῦ ξύλα, παρὰ δὲ τοῦ σίδηρος, παρὰ δὲ τοῦ χαλκός, παρὰ δὲ τοῦ λίνον, παρὰ δὲ τοῦ κηρός. [12] πρὸς δὲ τούτοις ἄλλοσε ἄγειν οὐκ ἐάσουσιν οἷ τινες ἀντίπαλοι ἡμῖν εἰσιν ἢ οὐ χρήσονται τῇ θαλάττῃ. καὶ ἐγὼ μὲν οὐδὲν ποιῶν ἐκ τῆς γῆς πάντα ταῦτα ἔχω διὰ τὴν θάλατταν, ἄλλη δ' οὐδεμία πόλις δύο τούτων ἔχει· οὐδ' ἐστὶ τῇ αὐτῇ ξύλα καὶ λίνον, ἀλλ' ὅπου λίνον ἐστὶ πλεῖστον, λεία χώρα καὶ ἄξυλος· οὐδὲ χαλκὸς καὶ σίδηρος ἐκ τῆς αὐτῆς πόλεως οὐδὲ τἆλλα δύο ἢ τρία μιᾷ πόλει, ἀλλὰ τὸ μὲν τῇ, τὸ δὲ τῇ.