Epainos-III
42.2καὶ εἴρηται αὐτῆς τὰ μέγιστα· ἃ γὰρ τὴν πόλιν ὕμνησα, αἱ τῶνδε καὶ τῶν τοιῶνδε ἀρεταὶ ἐκόσμησαν, καὶ οὐκ ἂν πολλοῖς τῶν ῾Ελλήνων ἰσόρροπος ὥσπερ τῶνδε ὁ λόγος τῶν ἔργων φανείη. δοκεῖ δέ μοι δηλοῦν ἀνδρὸς ἀρετὴν πρώτη τε μηνύουσα καὶ τελευταία βεβαιοῦσα ἡ νῦν τῶνδε καταστροφή.
Vertaling
Hun lofrede is nu voor het belangrijkste deel verwoord. Immers, al het mooie waarom ik de stad heb bezongen is haar verleend door hun dappere daden, en die van mannen als zij, en bij niet veel Grieken zijn denk ik de woorden zozeer in evenwicht met de daden, als bij deze mannen hier het geval is. Hun dood nu toont volgens mij mannelijke moed – een eerste blijk bij de één, bij de ander een laatste bevestiging.
ὑμνέω |
een lofrede houden op |
- αὐτῆς: nl τῆς εὐλογίας (42.1)
- ἃ τὴν πόλιν ὕμνησα, αἱ τῶνδε ἀρεταὶ ἐκόσμησαν: 'de dingen waarom (ἃ) ik de stad heb geprezen (ὕμνησα), daar heeft hun dapperheid (ἀρεταὶ) de stad mee toegerust/versierd (ἐκόσμησαν)'; tegenstelling tussen woorden en daden
- ἃ: accusativus van betrekking bij ὕμνησα; als antecedent aan te vullen τούτοις: 'met die dingen (heeft hun dapperheid...)'
- ἰσόρροπος met τῶν ἔργων: 'opwegend tegen de daden'
- τῶνδε: inhoudelijk op één lijn met πολλοῖς ('bij niet veel Grieken... bij deze mannen...')
- δοκεῖ δέ μοι ... ἡ νῦν τῶνδε καταστροφή : letterlijk "Mij schijnt hun dood hier nu (ἡ νῦν τῶνδε καταστροφή) de dapperheid van een man duidelijk te maken (δηλοῦν), als eerste (die) aanwijzend (πρώτη μηνύουσα) of als laatste (die) bevestigend (τελευταία βεβαιοῦσα)."
- μηνύουσα, βεβαιοῦσα: participia bij ἡ καταστροφή, met als object (ἀνδρὸς) ἀρετὴν
Hun lofrede is nu voor het belangrijkste deel verwoord
In feite gaat Pericles hier nu pas mee beginnen, door het gedetailleerd beschrijven van de overwegingen van de individuele burgers om te sneuvelen, maar de hoofdzaak is het zojuist geleverde bewijs dat sneuvelen zinvol is geweest.
al het mooie
Vergelijk hiervoor het commentaar bij 41.5
door hun dappere daden, en die van mannen als zij
Pericles wijst hier op de gestorvenen, maar ook op degenen die zouden kunnen sterven voor hetzelfde doel. De lofrede krijgt het karakter van een dankrede, maar ook van een aansporing, om de dapperheid van de gesneuvelden na te volgen.
bij niet veel Grieken
Het is opmerkelijk dat Pericles hier niet alleen spreekt over de Atheners; de heldendood van de gesneuvelden wordt alle Grieken ten voorbeeld gesteld; ook in die zin is Athene een school voor Griekenland.
woorden in evenwicht met de daden
En naar dit evenwicht was Pericles al de hele rede lang op zoek.
eerste blijk, laatste bevestiging
De dood wordt in deze formulering als 'onmiskenbaar teken' van dapperheid voorgesteld.