Epainos-III

40.3

διαφερόντως γὰρ δὴ καὶ τόδε ἔχομεν ὥστε τολμᾶν τε οἱ αὐτοὶ μάλιστα καὶ περὶ ὧν ἐπιχειρήσομεν ἐκλογίζεσθαι· ὃ τοῖς ἄλλοις ἀμαθία μὲν θράσος, λογισμὸς δὲ ὄκνον φέρει. κράτιστοι δ' ἂν τὴν ψυχὴν δικαίως κριθεῖεν οἱ τά τε δεινὰ καὶ ἡδέα σαφέστατα γιγνώσκοντες καὶ διὰ ταῦτα μὴ ἀποτρεπόμενοι ἐκ τῶν κινδύνων. 

Vertaling

Ook hierin verschillen we van anderen: we kunnen de grootste moed tonen en tegelijkertijd de hoogste berekening bij wat we gaan aanpakken. Bij anderen wordt onverschrokkenheid ingegeven door onwetendheid, en leidt overleg tot aarzeling. Maar de sterkste geesten zou je die mensen moeten noemen die het allerbeste inzicht hebben in wat gevaarlijk is en wat juist comfortabel, en dan toch niet wegvluchten bij gevaar. 

διαφερόντως ἔχομεν
ὥστε (+ inf.)
ἐκλογίζομαι
ἡ ἀμαθία
τὸ θράσος
ὁ λογισμός
ὁ ὄκνος

= διαφέρομεν
hier namelijk dat
berekenen, een inschatting maken
onwetendheid
moed
berekening, overleg
aarzeling; vrees

  • καὶ τόδε: acc. van betrekking: 'ook in dit opzicht' (uitgelegd door ὥστε τολμᾶν καὶ ἐκλογίζεσθαι)
  • οἱ αὐτοὶ: predicatief bij het subject: 'als dezelfden', 'in één en dezelfde persoon'
  • περὶ ὧν ἐπιχειρήσομεν = περὶ τούτων, ἃ ἐπιχειρήσομεν
  • ὃ: relatieve aansluiting, accusativus van betrekking: 'qua wat' > en wat dit betreft
  • κράτιστοι: predicatief bij het subject οἱ...γιγνώσκοντες
  • τὴν ψυχὴν: acc. van betrekking
  • ἂν κριθεῖεν: aor. P. opt. potentialis: 'zouden beoordeeld kunnen worden'
  • οἱ .... γιγνώσκοντες: gesubstantiveerd participium
  • μὴ ἀποτρεπόμενοι: evenals γιγνώσκοντες afhankelijk van οἱ ('(en) die niet...'); gesubstantiveerde participia worden ontkennend gemaakt door μὴ, wanneer ze een groep of klasse definiëren ('iedereen die...')

 

 

onwetendheid
In minder open samenlevingen wordt de analyse van de feiten gedaan in kleine kring, die op basis daarvan het beleid bepaalt. De burgers worden niet in staat gesteld om de analyse zelf na te gaan. In die zin zijn zij onwetend.
In Athene wordt de feitenanalyse in alle openheid verricht. Tegenstanders stellen dat de slagvaardigheid van de democratie hiermee afneemt. Pericles draait de zaken om en zegt dat dit alleen geldt in staten die niet gewend zijn om in het openbaar te overleggen: bij hen leidt dit tot aarzeling.
De gewoonte van openbaar overleg in het Atheense leven werpt ook zijn vruchten af in het krijgsberaad: de Atheners zijn gewend om een veelheid van meningen aan te horen en dan een knoop door te hakken. En hoe meer informatie er in het overleg voorhanden is, des te beter wordt het besluit.
Werkelijke moed heeft diegene die alle gevaren van de siutatie beseft en zich dan in de strijd stort: de welgeinformeerde Athener steekt dus gunstig af bij de onwetende vechtmachine uit Sparta.