Laatste rede

60.1-2

'Καὶ προσδεχομένῳ μοι τὰ τῆς ὀργῆς ὑμῶν ἔς με γεγένηται (αἰσθάνομαι γὰρ τὰς αἰτίας) καὶ ἐκκλησίαν τούτου ἕνεκα ξυνήγαγον, ὅπως ὑπομνήσω καὶ μέμψωμαι εἴ τι μὴ ὀρθῶς ἢ ἐμοὶ χαλεπαίνετε ἢ ταῖς ξυμφοραῖς εἴκετε. (2) ἐγὼ γὰρ ἡγοῦμαι πόλιν πλείω ξύμπασαν ὀρθουμένην ὠφελεῖν τοὺς ἰδιώτας ἢ καθ' ἕκαστον τῶν πολιτῶν εὐπραγοῦσαν, ἁθρόαν δὲ σφαλλομένην. 

Vertaling

“Ik had deze woedende reacties van u jegens mij al wel verwacht (ik ben me namelijk bewust van de oorzaken), en dat ik een vergadering bijeen heb geroepen is om uw geheugen op te frissen, en u op de vingers te tikken waar u mij ten onrechte verwijten maakt, of te zeer toegeeft aan het ongeluk. (2) Ik ben namelijk van mening dat een staat haar burgers beter dient als ze succesvol is als geheel, dan wanneer ze op individueel niveau welvarend is maar wankelt als collectief.

προσδέχομαι
ὀρθόω
ὁ ἰδιώτης
καθ' ἕκαστον
ἅθροος

verwachten
recht zetten
privé-persoon, burger
per persoon afzonderlijk
geheel

  • καὶ ... καὶ ...: verbindt twee hoofdzinnen
  • τὰ τῆς ὀργῆς: 'de dingen van woede' > 'de uitingen van woede, woedende reacties'
  • προσδεχομένῳ μοι τὰ τῆς ὀργῆς γεγένηται 'de uitingen van woede zijn er terwijl ik het verwachtte' > 'ik verwachtte deze uitingen van woede'; deze participiumconstructie in de dativus om de oordelende persoon uit te drukken (προσδεχομένῳ μοι)  komt vaker voor bij Thucydides
  • ὑπομνήσω, μέμψωμαι: coniunctivus finalis, waar in de regel na een historische tijd (ξυνήγαγον) een optativus volgt
  • μὴ ὀρθῶς ('ten onrechte/te zeer'): bijwoordelijke bepaling bij zowel χαλεπαίνετε als εἴκετε
  • ταῖς ξυμφοραῖς εἴκετε: letterlijk 'u wijkt voor de omstandigheden'
  • ξύμπασαν, ἁθρόαν: predicatief bij πόλιν ('als geheel', 'als collectief')
  • πλείω ('meer'): adverbiaal bij ὠφελεῖν
  • καθ' (= κατὰ) ἕκαστον: 'met betrekking tot ieder afzonderlijk'