Symptomen

49.3

ἔπειτα ἐξ αὐτῶν πταρμὸς καὶ βράγχος ἐπεγίγνετο, καὶ ἐν οὐ πολλῷ χρόνῳ κατέβαινεν ἐς τὰ στήθη ὁ πόνος μετὰ βηχὸς ἰσχυροῦ· καὶ ὁπότε ἐς τὴν καρδίαν στηρίξειεν, ἀνέστρεφέ τε αὐτὴν καὶ ἀποκαθάρσεις χολῆς πᾶσαι ὅσαι ὑπὸ ἰατρῶν ὠνομασμέναι εἰσὶν ἐπῇσαν, καὶ αὗται μετὰ ταλαιπωρίας μεγάλης.

Vertaling

Vervolgens kwamen daar nog niesaanvallen en heesheid bij, en het ongemak zakte in een mum van tijd met hevige hoestbuien omlaag naar de borstkas. En wanneer het zich in de maag nestelde, draaide die om en volgden er alle soorten galspuwing die door artsen maar opgesomd zijn, en dat alles gaf groot lichamelijk leed.

ὁ πταρμός
ὁ βράγχος
ἡ βήξ, -χος
ἡ καρδία
στηρίζω
ἡ ἀποκάθαρσις, -εως
ἡ χόλη
ἡ ταλαιπωρία

niezen
schorheid, schorre stem
hoest
1. hart, 2. maag
(intransitief) zich vastzetten
uitscheiding, purgering
gal
ellende

  • ἐξ αὐτῶν (hier onvertaald): 'na die dingen', namelijk de genoemde symptomen
  • στηρίξειεν: optativus iterativus, distributief gebruikt; de hoofdzin krijgt dan een distributief imperfectum (ἀνέστρεφέ), zie 49.1-2
  • αὗται (nl. ἀποκαθάρσεις χολῆς): 'die (galspuwingen)' > dat alles

vervolgens
Op de tweede dag kregen patiënten loopneuzen, een hese stem, niesbuien en de hoest.

wanneer het zich in de maag nestelde
Op de derde en vierde dag verergerde de hoest door vastzittend slijm in de borst. De hoest ging gepaard met brandend maagzuur en het braken leidde tot krampen en het overgeven van gal.

gal
In de geschriften die op naam staan van de Griekse arts Hippocrates (Corpus Hippocraticum) lijkt een onderscheid gemaakt te worden tussen mensen met overwegend gele gal (zij zijn opvliegend ofwel cholerisch) en mensen met overwegend zwarte gal (de zwartgalligen worden naar het Grieks melancholiek genoemd). De verschillende humeuren van mensen schreef Hippocrates toe aan het feit dat ze hoofdzakelijk bestonden uit één van de vier lichaamssappen, dat op zich weer overeenkwam met één van de vier elementen. Gele gal stond voor warm en droog, maar zwarte gal voor koud en droog. Daarnaast kende hij aan mensen als hoofdbestanddeel het lichaamssap bloed (warm en nat) of slijm (koud en nat) toe; deze laatsten worden naar het Grieks flegmatisch genoemd. Ziekte kwam volgens Hippocrates in wezen voort uit een onbalans tussen de verschillende lichaamssappen.