Orakels

54.3

ἐγένετο μὲν οὖν ἔρις τοῖς ἀνθρώποις μὴ λοιμὸν ὠνομάσθαι ἐν τῷ ἔπει ὑπὸ τῶν παλαιῶν, ἀλλὰ λιμόν, ἐνίκησε δὲ ἐπὶ τοῦ παρόντος εἰκότως λοιμὸν εἰρῆσθαι· οἱ γὰρ ἄνθρωποι πρὸς ἃ ἔπασχον τὴν μνήμην ἐποιοῦντο. ἢν δέ γε οἶμαί ποτε ἄλλος πόλεμος καταλάβῃ Δωρικὸς τοῦδε ὕστερος καὶ ξυμβῇ γενέσθαι λιμόν, κατὰ τὸ εἰκὸς οὕτως ᾄσονται.

Vertaling

Welnu, er ontstond een woordenstrijd tussen de mensen, dat niet het woord 'pest' door de vroegere generaties was gebruikt in het vers, maar 'honger'. De mening won het pleit dat er waarschijnlijk in de toenmalige omstandigheden 'pest' was gezegd: de mensen lieten hun herinnering namelijk stroken met wat ze ervoeren. Als ons daarentegen ooit nog eens een tweede Dorische oorlog overkomt, en er dan toevallig ook honger komt, dan zullen ze, denk ik zomaar, naar alle waarschijnlijkheid dat woord zingen.

ὁ λιμός     
ἐπὶ τοῦ παρόντος
συμβαίνω
κατὰ τὸ εἰκὸς              

honger
op het moment zelf > toen
ergens mee samenvallen
logischerwijs

  • μὴ λοιμὸν ὠνομάσθαι: AcI die de inhoud van het dispuut weergeeft; een declaratieve infinitivus (ὠνομάσθαι) wordt in de regel ontkend door οὐ; hier geeft μὴ nadruk ('zeker geen')
  • λοιμὸν εἰρῆσθαι: onderwerp van ἐνίκησε
  • πρὸς ἃ ἔπασχον τὴν μνήμην ἐποιοῦντο: 'haalden herinneringen op in verhouding tot wat ze ondergingen' > lieten hun herinnering stroken met wat ze ervoeren
  • ἢν = ἐάν
  • οἶμαί: tussenwerpsel: 'denk ik'
  • ἄλλος τοῦδε ὕστερος: 'een andere later dan deze' > een tweede
  • καὶ ξυμβῇ γενέσθαι λιμόν: 'en (als) daar dan mee samen zal vallen (ξυμβῇ) dat er honger ontstaat' > en (als) er dan toevallig ook honger komt

honger
De discussie over het bijna identiek klinkende slot van het vers kan niet op metrische gronden worden beslist. Zowel het Griekse woord voor pest (loimos) als dat voor honger (limos) heeft een lange eerste lettergreep. Beide woorden kunnen binnen het ritme dus evengoed het slotwoord van de voorspelling geweest zijn. Thucydides wil niet zozeer aan de kaak stellen dat orakels voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn; het is veel meer een aanleiding voor psychologische observatie.

hun herinnering
In tijden van crisis wordt de herinnering van mensen gekleurd door eigentijds leed, analyseert Thucydides; het menselijk geheugen is volgens hem plooibaar naar de situatie die zich voordoet. Daarin klinkt lichte ironie door over het menselijk vermogen zichzelf wijs te maken dat lukrake toevalligheden door het lot voorbestemd zijn.