Oorlogsrede
142.4φρούριον δ' εἰ ποιήσονται, τῆς μὲν γῆς βλάπτοιεν ἄν τι μέρος καταδρομαῖς καὶ αὐτομολίαις, οὐ μέντοι ἱκανόν γε ἔσται ἐπιτειχίζειν τε κωλύειν ἡμᾶς πλεύσαντας ἐς τὴν ἐκείνων καί, ᾗπερ ἰσχύομεν, ταῖς ναυσὶν ἀμύνεσθαι·
Vertaling
Als ze een fort bouwen dan zouden ze een deel van ons land kunnen schaden door uitvallen te doen en overlopers op te nemen maar het zorgt er niet voor dat ze ons kunnen verhinderen om ons in hun land te verschansen, na een maritieme raid, en ons daar te verdedigen met onze vloot, ons sterkste punt.
τὸ φρούριον |
fort |
- τῆς γῆς: afhankelijk van τι μέρος
- μὲν... μέντοι...: 'weliswaar... maar...'
- ἐπιτειχίζειν: afhankelijk van κωλύειν (lees κωλύειν ἡμᾶς ἐπιτειχίζειν)
- πλεύσαντας ἐς τὴν ἐκείνων (nl. γήν): 'na te zijn gevaren naar het hunne'
- ᾗπερ ἰσχύομεν: 'waarin wij sterk zijn' > ons sterkste punt