Ontstaan en werking van de Atheense democratie
De Atheense democratie was oorspronkelijk bedoeld als remedie voor een partijstrijd die de Atheense politiek al decennialang domineerde. De partijen die elkaar de macht betwistten waren de stadbewoners, kustbewoners en binnenlandbewoners van Attica. Om deze drie groepen te dwingen tot samenwerking waren ze in 509 door Cleisthenes samengebracht in districten. In ieder district (phyle genaamd) waren stadbewoners, kustbewoners en binnenlandbewoners evenredig vertegenwoordigd.
De districten kregen, via een publiek lichaam dat de raad (boule) werd genoemd, invloed toebedeeld op de besluitvorming binnen de stadstaat. De raad was verantwoordelijk voor het vaststellen van de agenda van de volksvergadering: alleen voorstellen die door de raad op de agenda waren gezet konden in de volksvergadering worden besproken. Elke phyle nu, elk district dus, (en er waren er tien) leverde 50 burgers aan de raad. De verantwoordelijkheid voor de agenda werd vervolgens in de raad bij toerbeurt gedragen door een van de tien phylae.
De gemengde samenstelling van elke phyle uit stad-, kust en binnenlandbewoners moest voorkomen dat een van deze groeperingen de agenda van de volksvergadering, en daarmee de Atheense besluitvorming, naar zijn hand zou zetten. Wilden de raadsleden uit de stad een voorstel op de agenda van de volksvergadering krijgen, dan moesten zij eerst hun phyle-genoten uit kust en binnenland aan hun zijde krijgen.
Burgers ontvingen een financiële vergoeding voor de dagen dat zij zitting hadden in de raad. Voor iedere burger bestond de kans om in de raad zitting te nemen: de zetels werden jaarlijks door loting toegewezen. Voor elke gemeente binnen een phyle was een vastgesteld aantal zetels in de raad beschikbaar, grofweg één zetel per 300 inwoners.
Met zijn herindeling van de traditionele partijen had Cleisthenes ook maatschappelijke integratie op het oog. Wanneer de burgers deelnamen aan openbare ceremonies traden zij op in phylae, en het is dus ook in phylae dat zij deelnamen aan de publieke begrafenis van de gevallenen waar Pericles sprak.
De wetgevende macht lag al vóór Cleisthenes' hervormingen bij de volksvergadering (ekklesia genaamd), maar nu er niet langer een sterke man of partij aan het hoofd van Athene stond, nam de macht van de volksvergadering toe. De agenda van de volksvergadering werd door de boule opgesteld, maar elk agendapunt stond open voor discussie; soms had de boule van tevoren een voorstel geformuleerd, maar dit voorstel kon ter vergadering worden vervangen door een alternatief voorstel. De stemming was openbaar en gebeurde door handopsteking.
(Dat dit ook anders kon bewijst de Spartaanse staatsinrichting, waar de Spartaanse burgers de voorstellen die bij de volksvergadering werden ingediend alleen in hun vastgestelde vorm mochten goedkeuren of verwerpen; de voorstellen werden er ook geformuleerd door een raad, maar deze bestond uit dertig burgers, allen ouder dan 60 jaar, die levenslang zitting hadden in de raad.)
De volksvergadering was toegankelijk voor alle mannelijke Atheense burgers (en dat waren er zo'n 30000 in getal), en elke burger mocht er het woord voeren. De vergaderplaats (pnyx geheten) bood echter plaats aan niet meer dan zo'n 6000 mensen, wat doet vermoeden dat zelfs bij gewichtige vergaderingen toch maar een klein deel van de stemgerechtigde burgers kwam opdagen. Deelnemers aan de vergadering ontvingen ten tijde van Pericles geen vergoeding, later zou dit wel het geval zijn.
De openbare functies in Athene waren toegankelijk voor alle burgers en werden, ook weer om de macht van individuen te beperken, toegewezen door loting. De meeste functies werden door college's van 10 man vervuld, waarbij dan elke phyle een collegelid leverde. De individuele functies vereisten in het algemeen weinig expertise. Aan het eind van de ambtsperiode (van een jaar) konden de ambtsdragers ter verantwoording worden geroepen, en gestraft voor wanbeleid, zoals Thucydides zelf is overkomen.
Een aantal functies echter, waarvan de gewichtigste het generaalschap was, kenden verkiezingen. Ook deze ambten duurden een jaar, maar je kon ervoor herkozen worden. Ook hier weer leverde in principe elke phyle een generaal, en geen van de tien generaals had het opperbevel.
De ambten, en er waren er jaarlijks 1200 te vervullen, waren toegankelijk voor elke burger ouder dan 30 jaar. Om ook de werkende klasse in staat te stellen de ambten te vervullen werden ze vergoed. (Hierop doelt Pericles als hij zegt dat de arme die zich voor de stad wil inzetten, geen belemmering van zijn lage status ondervindt.)
Alleen voor de functie van generaal gold een vermogensdrempel; formeel was deze functie voor de laagste censusklasse niet toegankelijk.
Ook de rechtbanken werden bemand door burgers. Jaarlijks werd er een lijst vastgesteld van 6000 juryleden (dikastai genaamd), en uit deze lijst werden door loting jury's geformeerd van 201 of 401 juryleden, afhankelijk van de ernst van de zaak. De juryleden werden niet getoetst op juridische expertise. Het was hun verboden met elkaar te overleggen en de stemming (over de vraag: schuldig of onschuldig) was geheim. Ook juryleden ontvingen een vergoeding voor de dagen dat zij zitting hadden. (WvM)
Literatuur:
Sealey, 'Democratic theory and practice' in the Age of Pericles
Rhodes, 'Who ran democratic Athens?' in Ancient Greek Democracy
Hansen, 'Seven hundred archai in Classical Athens'
Millett, 'Patronage and its avoidance in classical Athens' in Patronage in Ancient Society ed. A.Wallace-Hadrill, Londen 1989