Rouwprocessie
Voor de aanvang van de grafrede beschrijft Thucydides het ritueel waarmee de gevallenen naar de dèmosion sèma worden gebracht. Thucydides beschrijft in Boek 2.34.3 hoe: “Op de dag van de uitvaart vervoeren lastwagens de cipres-houten kisten, één voor elke fyle. Daarin zitten de botten van de afzonderlijke leden van die fyle.” De gebeurtenis waar Thucydides aan refereert is een zogenaamde ekphora, een processie waarbij de overledene op een wagen, door de stad, ceremonieel naar de begraafplaats wordt gebracht. Dit gebruik is bekend al vanuit de archaische periode, de periode voorafgaand aan het vijfde-eeuwse Klassieke Athene. Zo is er een model van klei uit de zevende eeuw v. Chr. gevonden die een soortgelijke ekphora uitbeeldt. Wat de route is geweest die deze processie heeft gevolgd is niet op te maken uit de bronnen. Dat Thucydides vermelding maakt van wagens maakt het aannemelijk dat een langere weg gevolgd werd. Het ligt in de lijn der verwachting dat vanuit een centraal en belangrijk punt in de stad de kisten naar de dèmosion sèma werden vervoerd. Dit zou de Agora, de centrale marktplaats, kunnen zijn, aangezien vanuit daar een weg liep door de Kerameikos naar de Academie.
Niet alleen de wagen waar in de overledene, of in het geval van een publieke begrafenis: overledenen, is vervoerd worden hier afgebeeld maar ook rouwende figuren zijn onderdeel van de voorstelling. Deze rouwende vrouwen worden afgebeeld met hun handen in hun haar. In Athene werd het uittrekken van het haar gezien als een teken van diepe rouw. In tegenstelling tot de vrouwen worden rouwende mannen afgebeeld met hun handen opgeheven naar de hemel, wat wel wordt geïnterpreteerd als een laatste groet aan de overledene.
De passage laat bovendien een duidelijke continuïteit zien tussen de rouwstoet van een persoonlijke begrafenis, uit de tijd voor de democratie, en de publieke begrafenis zoals beschreven door Thucydides. Niet alleen krijgen de gevallenen van Athene een publieke uitvaart waar hun strijd bezongen en geëerd wordt, maar ook is er een persoonlijk moment voor de familie waar zij grafgiften kunnen brengen voor hun geliefde: “De botten van de overledenen stallen ze twee dagen van tevoren uit, onder een overkapping die ze daarvoor hebben neergezet, en ieder die dat wil brengt voor zijn eigen familieleden grafgiften.” (2.34.2) Er zijn ook veranderingen op te merken in de begrafenisrituelen. Zo is er een duidelijke breuk met de omvang van de begrafenissen van voorgaande periodes. De polis wordt in het ritueel steeds meer centraal gesteld, en ook op dat hogere niveau georganiseerd. Door deze centralisatie groeit de omvang van de processie als de polis een specifieke dag uitroept voor zowel de inwoners als omwonenden, die vanuit heel Attica naar Athene komen, om met elkaar afscheid te nemen van de gevallenen. Aangezien de ekphora slechts een keer per jaar plaats vond kon het zo zijn dat de familie maanden moest wachten om hun geliefde te begraven.
Niet alleen de omvang en beleving van de ekphora kreeg nieuwe dimensies. Ook de wijze waarop de doden werden geëerd veranderde door deze nieuwe wijze van gezamenlijk begraven van de gevallenen. Waar de familie in vroegere periodes door middel van een persoonlijk grafmonument en bijpassend epigram de status en identiteit van de dode uitdroeg aan voorbijgangers, worden zijn nu slechts herdacht door een naam op een dodenlijst. Niet langer werden de dode jonge mannen begraven naast hun familieleden. Hun resten waren meer herkenbaar tussen de as en botten die onder de overkapping tentoon werden gespreid. Het individu ging op in het grotere geheel van de polis en was niet langer zichtbaar in de Atheense democratie waar de nadruk lag op eenheid en gelijkheid.
literatuur: Arrington 2015; Tyrell en Bennet 1999